I. De bedrijfseconomische en ESR-verwerking
Onder dit hoofdstuk worden de vorderingen beschreven met een contractuele looptijd van meer dan één jaar (economische rekening van subklasse 28 ‘Financiële vaste activa’ of subklasse 29 ‘Vorderingen op meer dan één jaar’). Het gedeelte van deze vorderingen of het geheel van deze vorderingen dat binnen het jaar vervalt dient onder de ‘vorderingen op ten hoogste één jaar’ (economische rekening van subklasse 40 ‘Handelsvorderingen’ of subklasse 41 ‘Overige vorderingen’) opgenomen te worden.
Onder deze vorderingen worden, naast de vorderingen waarvoor een titel bestaat, ook de te ontvangen opbrengsten opgenomen die tijdens het boekjaar of tijdens een vorig boekjaar zijn ontstaan en waarvoor er nog geen rechtstitel bestaat. Dit mag enkel indien het bedrag vaststaat of met nauwkeurigheid kan worden geschat. De pro rata van de opbrengsten wordt onder de overlopende rekeningen geboekt (zie supra).
Op het ogenblik van de uitbetaling van het krediet aan een derde partij wordt dit ESR matig aangerekend als een kredietverlening onder een ESR van groep 8 ‘Kredietverleningen en kredietaflossingen; deelnemingen en vereffeningen van deelnemingen; andere financiële producten’. De voorschotten die klaarblijkelijk niet zullen worden terugbetaald, moeten niet worden geklasseerd als kredietverlening maar als overdracht onder groep 5 ‘Kapitaaloverdrachten aan en van andere sectoren’.
Het geheel of gedeelte van de lange termijn vordering dat vervalt in het volgend boekjaar dient per einde van het boekjaar in periode 13 overgeboekt te worden naar de ‘vorderingen op ten hoogste één jaar’. Deze boeking heeft geen budgettaire impact en wordt ESR matig geboekt met ESR 02.99.
Op het ogenblik dat de aflossing opeisbaar wordt of op de periodieke vervaldag dient de aflossing ingevorderd te worden als een kredietaflossing onder een ESR van groep 8 ‘Kredietverleningen en kredietaflossingen; deelnemingen en vereffeningen van deelnemingen; andere financiële producten’.